Pleidooi voor een geïntegreerd ‘Kanker-cardioplan’

Het laatste Kankerplan dateert al van 2008 en is dus ruim 15 jaar operationeel. Inmiddels stonden politieke en wetenschappelijke evoluties niet stil: het plan is dringend aan een nieuwe evaluatie toe om diverse redenen. Wat zijn de realisaties, waar liggen knelpunten en opportuniteiten? Dat licht Prof. Awada, mede-auteur van het eerste Kankerplan, toe in een gesprek met De Specialist.

Het komt erop aan om ons te herbronnen in functie van de recente snelle technologische ontwikkelingen in de oncologie op het vlak van diagnostiek, behandeling en management om zo verder te bouwen op bestaande fundamenten.

Het federale regeerakkoord en de beleidsverklaring van minister Vandenbroucke alluderen daar trouwens op. Ook in de Kamer staat het onderwerp op de agenda met een resolutievoorstel van Irina De Knop (Open VLD) begin april. Daarin wordt gepleit voor een verbetering van de  behandeling van longkanker in ons land. Een white paper over longkankerscreening werd bezorgd aan diverse beleidsmakers. Het implementatieproject longkankerscreening in Antwerpen met professor Annemiek Snoeckx (UZA) werkt ook inspirerend.

Professor Awada (Chirec Cancer Institute): “Ik pleit voor een holistische en geïntegreerde aanpak, met zowel aandacht voor het medische, het psychologische als het sociale. Dat vanaf de diagnose tot het einde van de behandeling. De gevolgen van deze ziekte laten zich zowel op korte, middellange als lange termijn voelen, maar ze zijn variabel volgens het profiel van de patiënt. Ze zijn anders voor iemand jonger dan 40, die volop zijn of haar carrière en familieleven ontplooit, dan voor een 60-er wie meer bezig is met het pensioen. Het gaat om supportieve zorg tijdens de behandelingsperiodes, of, voor wie helaas hervalt, om palliatieve zorg.”

Welke rol ziet u precies weggelegd voor de patiënt in dat evolutieproces, zeker dan in het licht van patient empowerment?

“Dan spreken we ook over precisie- en gepersonaliseerde geneeskunde, een concept dat ontstond op basis van moleculaire kenmerken van de tumor. Maar patient empowerment gaat om veel meer dan moleculaire aspecten. Een geïndividualiseerde behandeling betekent dat je rekening houdt met de individuele behoeften van elke patiënt. Die moeten geregeld worden gedefinieerd en opnieuw geëvalueerd want het gaat om een dynamisch en geen statisch proces.”

“Er is een verschil tussen patient empowerment die zich focust op een individuele behandeling en ‘shared decision making' tussen arts en patiënt die tot een beslissing moet leiden waar zowel oncoloog als patiënt zich kunnen achter scharen. Dat laatste vergt dat we elke patiënt leren begrijpen inzake  onderlinge sociale en persoonlijke verschillen, en onze dialoog telkens aanpassen op basis daarvan. Zo vergroten we de kans dat de patiënt meer therapietrouw aan de dag legt. Anderzijds is de betrokkenheid van patiëntengroepen essentieel.”

Wat betekent die nieuwe invulling van het bestaande Kankerplan voor u op budgettair vlak?

“We dienen prioriteiten te stellen met alle betrokkenen: de patiënten, oncologen en overheid onder meer. Prioriteiten voor mij zijn ten eerste de toegang tot innovatie. Die toegang is niet zo slecht is in België, we nemen in Europa een middenpositie in. Vergeleken met Duitsland liggen we achterop, vergeleken met Slowakije doen we het goed.”

“Supportieve zorg aanbieden voor de patiënten vanaf de diagnose en de zorg individualiseren is een andere prioriteit voor mij. Dat vraagt wel dat ziekenhuizen geholpen worden om die supportieve zorg te verzekeren. Neem nu een patiënt die de diagnose van borstkanker kreeg: het ziekenhuis, de oncologen en de patiënt krijgen de kans om in de behandelingsperiode zeer actief bezig te zijn, met een sterke betrokkenheid van het artsenkorps en de familie. Op dat moment wordt de patiënt uitstekend omringd. Maar op het einde van de behandeling komen de sociale en professionele aspecten meer op de voorgrond. Dan merken we vaak enkele maanden van ‘leegte’ van meerdere maanden op het einde van de acute fase van diagnostiek en behandeling. Nochtans duiken dan andere mogelijke risico’s op zoals depressies of toxiciteit op middellange termijn. Ik pleit ervoor dat ziekenhuizen dan coaches kunnen inzetten. Die kunnen inspelen op uiteenlopende problemen van elke patiënt. Een follow-up plan na de acute behandeling om problemen zoals depressie en toxiciteit aan te pakken, is dus cruciaal. Een dergelijk plan kan bijvoorbeeld lopen tot één jaar na de behandeling. Cruciaal is dat om nieuwe problemen te voorkomen die veel meer zouden kosten.”

Sommigen kanten zich tegen de benaming ‘Kankerplan’. Wat vindt u daarvan?

“De suggestie om de naam "Kankerplan" in te ruilen voor een bredere term wordt inderdaad geopperd. Ik vind dit eerder een semantische discussie. Voor mij kan de naam veranderen maar dat is niet het belangrijkste punt.”

“Ik denk dat we een SWOT-analyse moeten maken van wat we nu hebben om het plan te verbeteren in een versie 2.0. Dat op basis van een kadaster van wat al verwezenlijkt is. Laten we ook stilstaan bij nieuwe technologische ontwikkelingen die we moeten benutten in bio-informatica, artificiële intelligentie, evolutie van kankerincidentie, diagnostische en behandelingsmogelijkheden, maatschappelijke evoluties, net zoals bij de organisatie van ziekenhuizen, en gepersonaliseerde geneeskunde. Zo sluiten we beter aan bij de huidige realiteit.”

Hoeveel tijd moeten we uittrekken om tot een Kankerplan 2.0 te komen?

“Met een actieve werkgroep kan het snel gaan. Ik schat dat we ongeveer een halfjaar nodig om alles grondig te analyseren en aanbevelingen te formuleren. Specialisten en huisartsen moeten actief tussenkomen bij de ontwikkeling van dat nieuwe Kankerplan. De betrokkenheid van de verschillende disciplines is essentieel. Neem nu de immunotherapie die ingrijpend is voor zowat alle organen. Die vergt de inbreng van pneumologen, gastro-enterologen, cardiologen, internisten… Op alle vlakken heeft dit gevolgen en dus moeten we alle betrokken organisaties van specialisten en huisartsen aanspreken om hun respectieve rol uit te klaren. De betrokkenheid van alle disciplines is essentieel.”

“Daarnaast is een Kankerplan niet alleen een behandelplan. Zo hebben cardiovasculaire ziekten en kanker gemeenschappelijk dat preventie en het aanpakken van risicofactoren van groot belang is. Denk aan het inperken van roken of de aandacht voor gezond voedsel. Als we op die factoren werken, kunnen we zowel kanker- als cardiovasculaire risico’s terugdringen. Misschien is een ‘geïntegreerd plan’ in dat opzicht beter als benaming voor de aanpak van twee van onze meest dodelijke aandoeningen. Zo kunnen we vermijden dat er een ongezonde wedijver tussen de verschillende specialismen ontstaat. Laten we dus samenwerken aan dat nieuwe plan en er desnoods nieuwe structuren voor ontwikkelen, nog een prioriteit!"

Tot slot:  de overlap van risicofactoren tussen kanker en andere niet-overdraagbare aandoeningen, zoals cardiovasculaire ziekten, onderstreept de noodzaak van een geïntegreerde, ziekte-overstijgende preventiestrategie. Meer hierover in onze papieren editie.

Kamerresolutie roept op tot nationaal actieplan ACVD's

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.