Het GBO, de Franstalige arm van Kartel, heeft zich maandag op de medicomut behoorlijk zitten ergeren, in de persoon van voorzitter Paul De Munck. Hij stoort zich eraan dat de onderwerpen die men moet behandelen om tot een medicomut-akkoord te komen, niet aan bod kwamen.
Er blijven nog twee medicomut-zittingen over om het budget te bespreken en tot een medicomut-akkoord te komen. Als er daarna niets op tafel ligt, is het onmogelijk het akkoord nog dit jaar te laten goedkeuren op de laatste vergadering van het Verzekeringscomité en de Algemene Raad van het Riziv. Maar maandag ging het debat onverstoord over het GMD en de accreditering.
“Het is oké dat iedereen eens zijn hart kan luchten over die twee thema’s”, zegt dr. De Munck. “Maar momenteel zou er aandacht moeten zijn voor de dossiers die kunnen leiden tot het opstellen van een medicomut-akkoord, in plaats van dat gepalaver. Geen woord over de indexering. We moeten de handen uit de mouwen steken als we willen vermijden dat het nieuwe akkoord een copy-and-paste van het vorige wordt.”
Kartel-voorzitter pikt in
Maar omdat er nu toch een andere agenda op tafel lag, is Kartel-voorzitter Reinier Hueting wel bereid om daar commentaar op te leveren. “Het herzien van de accreditering is een werk van lange adem”, zegt hij. “Het zou in de richting gaan van een individuele portfolio, waarbij ieder zich bijschoolt met het oog op de eigen lacunes. Maar dan moet ons softwareprogramma wel in staat zijn op een gemakkelijke manier die lacunes te herkennen. Dat hebben we momenteel niet.”
Het Kartel stelt voor het forfait te moduleren naargelang de mate waarin de arts conform de richtlijnen handelt. Bijvoorbeeld in verband met het voorschrijfgedrag of de aanvragen klinische biologie en medische beeldvorming. “Besprekingen hierover in LOK-groepen leveren niet veel op”, aldus Reinier Hueting. “Anderzijds zijn de artsen die wel conform de richtlijnen optreden, het beu om de kritiek te moeten aanhoren. Een systeem waarbij het opvolgen van de richtlijnen wordt gemeten, kan op kortere termijn worden ontwikkeld.”
Voor de specialisten ligt een honorering aan de hand van kwaliteitscriteria volgens dr. Hueting moeilijker, omdat er geen eenvoudig te meten, niet-manipuleerbare criteria voorhanden zijn. Maar een rem voor het wijzigen van de accrediteringsmethode mag het aanpassen van de accrediteringsverloning niet in de weg staan, vindt hij.
Die verloning is ongelijk tussen specialismen, vooral omdat een deel ervan – de Q-waarde – verbonden is aan de nomenclatuurnummers. Specialisten die veel nomenclatuurnummers attesteren, krijgen daardoor een hogere accrediteringsvergoeding, terwijl de inspanningen om accreditering te verkrijgen, voor alle specialismen dezelfde zijn. Kartel vraagt dat dit dringend zou worden herzien. Er moet een eenvormig forfait komen voor iedereen.