Akkoord medicomut: eten en drinken voor huisartsen en specialisten

Het akkoord dat artsen en ziekenfondsen in de week voor Kerstmis afsloten, biedt eten en drinken voor zowel huisartsen als specialisten. De artsensyndicaten reageren dan ook tevreden.

Het akkoord dat artsen en ziekenfondsen sloten in de medicomut kwam er niet onder het meest gunstige gesternte. Naast de dreigende schaduw van aanhoudende covid-19-crisis zorgden ook de nood aan een nieuwe nomenclatuur en een herziening van de ziekenhuisfinanciering er samen met de invoering van de meerjarenbegroting voor dat sommige onderhandelaars spraken van een scharniermoment voor de gezondheidszorg in ons land. Zelfs het woord ‘historisch’ werd in de mond genomen.

Een premisse waarmee de onderhandelaars van bij de start van de onderhandelingen rekening moesten houden, was de beperkte index. Voor 2022 bedraagt die amper 0,73%. “Eigenlijk bedraagt hij 0,79%, maar er werd 0,06% afgeroomd om historische engagementen voor onder andere fysiotherapeuten”, zegt Marc Moens van de Bvas. “We probeerden nog de index voor 2022 te verhogen, maar dat bleek wettelijk niet mogelijk”, aldus Thomas Gevaert (ASGB). In 2023 zoude index ongeveer 4% bedragen.“De lineaire verdeling van de index vinden we belangrijk”, vervolgt Marc Moens. Daarmee gaat het standpunt van de Bvas in tegen dat van het ASGB dat voorstander is van een selectieve verdeling van de indexmassa. “We zijn blij dat die selectiviteit in 2023 wordt ingevoerd”, zegt Gevaert. “Het is al lang een van onze stokpaardjes. Meerdere specifieke dossiers kunnen zo worden aangepakt zoals  eetstoornissen of de herwaardering van bepaalde anesthesieverstrekkingen.”

Telegeneeskunde
Een verworvenheid die alle syndicale leiders in de schijnwerpers zetten, is de opwaardering van het ereloon voor raadplegingen tot 30 euro. “Omdat de middelen beperkt zijn, komt die verhoging er stapsgewijs”, zegt Roel Van Giel van AADM. “Het gaat dan ook om miljoenen verstrekkingen per jaar”, geeft Marc Moens aan. “De budgettaire ruimte was onvoldoende om meteen naar 30 euro te gaan. Daarom is er gekozen voor een spreiding tot 2024.” Thomas Gevaert is verheugd dat de verhoging er komt voor alle artsen, dus zowel voor huisartsen als specialisten, maar ook op de spoed.

Roel Van Giel ziet in het akkoord meerdere elementen die de huisartsgeneeskunde versterken. “Er is niet enkel de stapsgewijze herwaardering van de raadplegingen, maar er worden ook middelen vrijgemaakt voor zorgondersteuning in de huisartsenpraktijk, voor een verhoogde tegemoetkoming voor het beheer van het GMD bij chronische patiënten, er is een stijging van het budget voor wachtposten en een starterspremie voor startende huisartsen.” De uitbreiding van het verhoogde GMD tot patiënten van 30 tot 85 jaar (momenteel van 45 tot 75 jaar) kan subjectief lijken, maar is louter ingegeven door budgettaire beperkingen. “Een belangrijke verworvenheid in het akkoord is de regeling voor tele- en videoconsultatie voor huisartsen en specialisten”, zegt Marc Moens. “Door de coronacrisis is dit een blijver geworden. We drongen er wel – met succes – op aan dat er steeds een therapeutische relatie moet bestaan tussen de arts en de patiënt. Vreemd genoeg waren de Christelijke Ziekenfondsen hier tegen.”

Appropriate care
Een belangrijk aspect in het akkoord is de nadruk op ‘appropriate care’, waardoor middelen elders kunnen worden geherinvesteerd. “We hebben er de grootste moeite mee dat rationalisaties in onze sector per definitie zouden worden toegewezen aan transversale zorg of aan het realiseren van gezondheidszorgdoelstellingen zonder dat die duidelijk gedefinieerd zijn en zonder dat er enige realistische begroting werd voor gemaakt”, zegt Thomas Gevaert. “We zullen er nauw op toezien dat rationalisaties zoveel als mogelijk binnen onze sector blijven. Een mooi voorbeeld hiervan is de 2 miljoen euro die werd bespaard in de dialysehonoraria en die vanaf 1 februari integraal wordt besteed aan de raadplegingshonoraria van de nefrologen.” Ook Marc Moens vindt het belangrijk dat besparingen die artsen realiseren niet grotendeels naar apothekers, kinesitherapeuten of andere zorgverstrekkers gaan. “Een belangrijk deel moet binnen de eigen medische honoraria worden herverdeeld. Er zijn nog voldoende ondergefinancierde specialismen. Ik denk bijvoorbeeld aan kinderpsychiatrie, maar ook aan bepaalde chirurgische ingrepen die zowel de chirurg als de anesthesist amper iets opleveren.”

Zowel de hervorming van de nomenclatuur als de herziening van de ziekenhuisfinanciering zijn thema’s die al jarenlang aanslepen. Het akkoord zet de eerste stappen in de richting van een hervorming van de nomenclatuur voor klinische biologie, medische beeldvorming en nucleaire geneeskunde. “Deze hervormingen liggen gevoelig en wekken terecht argwaan en ongerustheid op bij meerdere artsen”, aldus Thomas Gevaert. “Wij hebben deze passage dan ook uitgebreid geamendeerd. Op onze uitdrukkelijke vraag staan er passages in rond wettelijke co-governance over de te hervormen honoraria, het oprichten van werkgroepen met artsen erin om de hervormingen mee uit te tekenen en het zoveel mogelijk aligneren van hervormingen tussen de diverse disciplines.”

Derdebetaler
Ook Marc Moens vindt het principe van co-governance erg belangrijk. “Het verleden toonde al meermaals aan dat beslissingen die worden genomen zonder inbreng van artsen niet meteen de beste beslissingen waren, zoals de aankoop van bepaalde apparatuur waar artsen niet zaten op te wachten. Met name inzake de toewijzing van het kostengedeelte van de honoraria aan onder meer gespecialiseerd personeel en gespecialiseerde apparatuur moeten artsen nauw betrokken worden. De afdrachten van artsen, bijvoorbeeld klinisch biologen en radiologen, lopen in de miljarden. In de ziekenhuizen worden die budgetten gebruikt om de structurele onderfinanciering tegen te gaan, in private laboratoria gaan ze naar eigenaars of aandeelhouders. Zo verdwijnen ze uit het systeem. Ik begrijp dat de overheid dat laatste wil vermijden, maar haalt men de marges overal weg, dan moet de financiering van de ziekenhuizen herbekeken worden. Anders komen ze voor het wegwerken van de tekorten opnieuw bij de artsen aankloppen.”

Een punt uit het akkoord waar alle syndicaten erg over te spreken zijn, is de opheffing van het verbod op de toepassing van de derdebetaler, wat moet leiden tot een grotere toegankelijkheid van de zorg. “De derdebetaler is voortaan mogelijk voor alle verstrekkingen, maar zonder verplichting en alleen op initiatief van de arts. De arts moet zich dan wel houden aan de conventietarieven voor de verstrekkingen waarvoor hij de regeling derdebetaler toepast”, besluit Marc Moens.

> De tekst van het Nationaal Akkoord artsen-ziekenfondsen

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.

Laatste reacties

  • Jean-Marie BERTHOT

    23 december 2021

    Iedereen tevreden??
    Kleine vergelijking : online-agendasysteem indexeert met 5,14%
    U leest het goed: vijf komma veertien.
    Dat is pas gewoon meegaan met stijging levensduurte wn m.i. veel beter te verantwoorden dan onze peanuts...
    JM Berthot