Erkenning: Bvas geeft minister De Block gelijk

Met één zinnetje in een recent ministerieel besluit maakte minister De Block onlangs schoonschip met de gedetailleerde criteria voor de erkenning tot huisarts, zoals die waren opgesomd in een eerdere wettekst. Meteen veegde ze de prestaties van de Werkgroep Huisartsen van de Hoge Raad voor Specialisten en Huisartsen van tafel. Werkgroep-voorzitter Jan De Maeseneer uitte in Medi-Sfeer nr. 504 zijn misnoegen. Bvas bekijkt het anders.

Het ministerieel besluit van 1 maart 2010 geeft in artikel 10 een vrij gedetailleerde opsomming van de voorwaarden waaraan een huisarts moet voldoen om zijn erkenning te behouden. Er wordt onder andere verwezen naar het bijhouden van patiëntendossiers en naar deelname aan de wacht. In de loop van vijf opeenvolgende jaren moet de huisarts minstens één keer 500 patiëntcontacten per jaar gehad hebben.

Personen die in het bezit waren van een erkenning als huisarts maar niet aan deze voorwaarden voldeden, zouden nog niet meteen hun erkenning verliezen, omdat er in een overgangsperiode van 7 jaar werd voorzien. De deadline was dus 2017.

Op 24 december 2015 publiceerde minister De Block een nieuw ministerieel besluit, waarmee ze het hele artikel 10 vervangt door: “De erkende huisarts is ertoe gehouden gedurende zijn hele loopbaan zijn bekwaamheid te behouden en te ontwikkelen door praktische en wetenschappelijke vorming.”

Genuanceerd spectrum van statuten valt in duigen

Hiermee vallen niet alleen de bepalingen van het ministerieel besluit van 1 maart 2010 weg. Ook de voorstellen van de Werkgroep Huisartsen van de Hoge Raad voor Specialisten en Huisartsen worden kortgesloten. De werkgroep sleutelde al een paar jaar aan erkenningscriteria om de kwaliteit en veiligheid van de huisartsgeneeskunde te garanderen, en daarbij een aantal prangende problemen op het terrein op te lossen.

Het is immers essentieel om criteria te definiëren die bepalen wie kwaliteitsvol en veilig als huisarts kan optreden. Maar daarnaast moest er een statuut worden ontworpen voor artsen die in 2017 hun erkenning als huisarts zouden verliezen omdat ze niet aan de criteria voldoen, maar die toch toegang moeten hebben tot sommige tussenkomsten, zoals het schrijven van een attest. Een voorbeeld daarvan zijn artsen tewerkgesteld in de jeugdgezondheidszorg. Nu al dat werk door het nieuwe ministerieel besluit in een lade dreigt te verdwijnen, rijst er protest.

Roland LemyeNiet bij de Bvas. “Vijf jaar besprekingen binnen de Werkgroep Huisartsen van de Hoge Raad en binnen de Hoge Raad zelf hebben enkel haarkloverijen opgebracht. We mogen dus stellen dat mevrouw De Block het recht had de toestand te deblokkeren”, zegt het syndicaat bij monde van Bvas-ondervoorzitter Roland Lemye. “Het is nu aan de betrokkenen zelf om de permanente vorming specifiek voor hun activiteit te organiseren (de meerderheid deed dat al) en om nieuwe secties binnen de accreditering op te richten, wat niet vereist is (maar hun een onaantastbare status zou opleveren).”

Dr. Lemye oordeelt ook dat “als al deze artsen hun erkenning kwijtgeraakt zouden zijn, dat onvermijdelijk tot gevolg zou hebben gehad dat de gezinsplanning, de schoolgeneeskunde, de palliatieve zorg en nogal wat andere vormen van zorg niet meer als huisartsgeneeskunde zouden worden beschouwd. Door een trapsgewijs effect zouden de artsen die deze activiteiten uitoefenden in een gemengde praktijkvorm (samen met de klassieke huisartsgeneeskunde) en wier erkenning nog niet op de helling stond, de mogelijkheid verliezen om deze activiteiten verder uit te oefenen.  Het zou een verarming hebben betekend voor de huisartsgeneeskunde en een onschatbaar verlies van potentiële activiteiten.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.