Een 40-tal jonge artsen kwam af op de dag voor startende artsen van het ASGB deze week in Elewijt. Enkele tips voor huisartsenassociaties gelden ook voor gevestigde artsen. Welke regeling is bijvoorbeeld van kracht voor de instap en uitstap bij een associatie?
Juriste Rita Cuypers kan bogen op een jarenlange ervaring inzake advies voor artsenassociaties en andere samenwerkingsvormen. In overeenkomsten tussen huisartsen wordt het aantal gmd’s wel eens aangewend als de ‘nieuwe bitcoin’ of pasmunt naast allerhande andere ruilformules. Niet verwonderlijk omdat die gmd’s aanzienlijke budgetten vertegenwoordigen. In een associatie een jonge collega inschakelen – zeker in een goed draaiende praktijk – is economisch wel wat waard.
De eerste jaaromzet is van doorslaggevende aard. Collega’s moeten gestimuleerd worden om de jonge kracht werk te geven, anders verkleint de kans op een langdurige succesvolle samenwerking. Vermits jonge huisartsen in sommige regio’s (met tekorten) zeer gevraagd worden, komt het erop aan om hen te stimuleren: “Als je als huisarts instapt in een praktijk waar je werk hebt en inspraak in een deel van de gmd’s, geen instapsom moet betalen plus goede contacten hebt met de collega’s, dan is dat een goede zaak. Niet alleen voor de jonge arts maar voor iedereen."
"Bij de beslissing om in te stappen in een praktijk mag de Impulseo-premie van 20.000 euro zeker niet doorslaggevend zijn, raadde Cuypers aan. Een premie die volgens sommigen door de Vlaamse overheid in besparingsvaarwater wordt getrokken, luidde het eerder al. “De kans dat de kaasschaaf hier wordt toegepast, is reëel”, vermoedt ook Rita Cuypers.
Niet-concurrentiebeding en eigenaarschap emd
In een associatiecontract moeten enkele zeer duidelijke afspraken staan. Naast de instap- zijn dat ook de uitstapkosten en -regeling. En vooral ook over wat nadien moet gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan het niet-concurrentiebeding. “Al te vaak worden vestigingsverboden niet rechtmatig verklaard omdat er geen duidelijk bepalingen over tijd en ruimte in staan”, weet Rita Cuypers.
Haar advies luidt dat in huisartsenassociaties diegene die zelf opstapt, het gemeenschappelijke gebouw moet verlaten “zelfs al wordt die weggepest.” Nog een mogelijke twistappel is dan wie de dossiers mag houden bij de beëindiging van de overeenkomst.
Stel dat het gaat om een duopraktijk waarbij twee huisartsen het emd kunnen inzien, dan is een pragmatische oplossing dat de twee artsen allebei een dubbel hebben van het dossier. “Waarom zou alleen diegene het dossier mogen behouden die in het stenen gebouw blijft? Dat hoeft niet”, vindt ze. Maar ze merkt wel op dat “de Orde er nog niet uit is.”
Zelf zet de juriste daarom altijd een clausule in de overeenkomst met daarin duidelijk vermeld dat er een dubbel van het dossier mag bestaan. “Bijzondere discussies kunnen ook oplaaien over het eigenaarschap van de website en het telefoonnummer bijvoorbeeld. Ook dat leg je bij voorkeur vooraf vast.”
Het contract omvat zeker afspraken over meerderheden die nodig zijn om over beslissingen te stemmen. Bij een samenwerkingsvorm met meer dan twee huisartsen is transparantie en communicatie (nog) meer aangewezen: plan dan vergaderingen en overleg in.
Kostenposten
Nog zaken die je beter goed specificeert zijn de huisvestingskost (logisch om die in gelijke delen te splitsen tenzij je met meer (huis)artsen bepaalde kabinetten deelt. Dan kun je de activiteitsgraad meten en meerekenen.
Personeelskosten in de huisartsenpraktijk worden meestal gesplitst in gelijke delen. Toch waarschuwt Rita Cuypers hier voor een mogelijk knelpunt: de meewerkende echtgenote die soms wel wat meer doet voor haar partner dan voor de andere associés…
Nog een kostenpost is tot slot het verbruiksmateriaal en de personeelskosten: huisartsen krijgen tot nog toe de helft van de personeelskosten vergoed via Impulseo (met een maximumbedrag van 7.000 euro per huisarts). Maar zoals gezegd: dat zou onder deze regering kunnen veranderen.