Contracten en vennootschappen: Orde zet lijnen uit

De nieuwe Code, dit jaar ingevoerd, houdt in dat artsen niet meer verplicht zijn om hun samenwerkingsovereenkomsten over te leggen aan de provinciale raden. Vroeger moest dat wel. Vanaf nu kan de arts kan zijn provinciale raad wel nog een deontologisch advies vragen. Dit deontologisch advies is evenwel geen juridisch advies.

Verder blijven voor de samenwerkingsovereenkomsten alle deontologische regels van toepassing. De belangrijkste deontologische principes: 

  • De professionele samenwerking moet de autonomie van de arts waarborgen (artikelen 7 en 25 van de Code).
  • De arts blijft verantwoordelijk voor (de toegang tot en de bewaring van) zijn patiëntendossiers (artikel 22 e.v. van de Code). Er moet voldoende ruimte en tijd zijn voor opleidingen, wetenschappelijke activiteiten en vorming (artikel 4 van de Code). Een evenwicht tussen beroepsactiviteiten en privéleven is noodzakelijk (wachtdiensten, werk- en vakantieregelingen) én er moet een aanvaardbare regeling zijn voor zwangere artsen (artikelen 10 en 13 van de Code).
  • De vrije artsenkeuze van de patiënt moet worden gevrijwaard (artikel 15 van de Code). Doorverwijzing naar de meest gekwalificeerde collega, binnen of buiten de samenwerking, mag noch belemmerd noch verhinderd worden (artikel 6 van de Code).
  • Kwaliteit en veiligheid van de beroepsuitoefening via voldoende hygiëne, goed onderhouden materieel en materialen, degelijk personeel (artikel 8 van de Code).
  • Financieel moeten de afspraken voor pooling van inkomsten en uitgaven duidelijk zijn. Met een billijke verdeling van lasten en baten. Een geschorste arts mag tijdens de schorsing geen financiële voordelen uit de samenwerking hebben. Elke gassocieerde moet een beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben (artikel 9 van de nieuwe Code).
  • De persoonlijke overtuiging van een arts mag de zorgkwaliteit niet in het gedrang brengen (artikel 31 van de Code). De overeenkomst mag geen discriminerende bepalingen bevatten.

Verboden zijn:

  • commerciële activiteiten (artikel 34);
  • ongeoorloofde publiciteit (artikel 37);
  • overconsumptie (artikel 41);
  • collusie (artikel 12);
  • gebruik van de naam van de arts voor reclamedoeleinden;
  • activiteiten die de belangen van de patiënt kunnen schaden.

 In de overeenkomst staat hoe nieuwe leden kunnen toetreden en een uitstapregeling moet billijk zijn en vooraf uitdrukkelijk bepaald. Wat er met de patiëntendossiers zal gebeuren, moet conform de patiëntenrechten zijn. Een niet-vestigingsbeding in opleidingsovereenkomsten moet worden vermeden.

Rijzen er toch geschillen? Dan kan de provinciale raad verzoenen of bemiddelen indien nodig (artikel 11). Ook moet de overeenkomst duidelijk zeggen wat er gebeurt als een arts een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve of tuchtrechtelijke veroordeling heeft gekregen, die enige weerslag heeft of kan hebben op de professionele samenwerking, of wanneer er zich bepaalde incidenten of klachten hebben voorgedaan (artikel 14).

Lees ook: artsencontracten: clausule maakt orde nog steeds scherprechter

 

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.