Epidemiologie: een complexe discipline

Over COVID-19 is al heel wat gezegd. In tegenstelling tot de griep, die zich tamelijk diffuus verspreidt onder de bevolking, vinden we bij dit coronavirus epidemische brandhaarden omdat het virus zich niet homogeen in de ruimte verspreidt. In tegenstelling tot virologen en artsen, die in wezen gefocust zijn op het individu, de evolutie van het virus, de ziekte en de symptomen, hebben epidemiologen een macroscopische kijk. Ze werken op het niveau van een populatie om op basis van verzamelde gegevens de evolutie van de epidemie in tijd en ruimte te kunnen voorspellen. Wat leert de literatuur van vorige maand ons in dit verband?

De eerste vermeldenswaardige studie is een IJslands onderzoek naar de prevalentie van COVID-19-infecties. De auteurs vroegen aan 10.797 willekeurige personen uit de algemene bevolking en 2.283 risicopersonen om zich te laten testen. Van de 9.199 respondenten testte 13,3% positief. De auteurs stelden echter ook vast dat 43% van de positieve personen asymptomatisch is, dat slechts 6,7% van de kinderen jonger dan 10 positief is in de risicogroepen (0% bij de algemene bevolking!) en dat vrouwen minder vaak worden getroffen, zowel bij risicopersonen (11% vs. 16,7%) als bij de algemene bevolking (0,6% vs. 0,9%). Tot slot bleven de opgetekende percentages stabiel gedurende de 20 dagen van de studie (1).

In een ander domein meldden de veterinaire diensten van de Amerikaanse CDC (Centers for Disease Control) de eerste twee gevallen van besmetting bij katten in New York. Een van de dieren lijkt duidelijk te zijn besmet door zijn baasjes, die positief testten voor COVID-19. Bij het andere dier rijst de vraag of het werd besmet door mensen of katten, omdat de eigenaars negatief testten. Dit zou een ernstig probleem voor de gezondheid zijn. Het onderzoek wordt voortgezet. Ter info, de twee katten hadden matige luchtwegklachten en genazen snel zonder verdere gevolgen (2).

Nog in de Verenigde Staten bracht een studie in opdracht van de gezondheidsautoriteiten het risico op nieuwe epidemische golven in kaart, op basis van seizoensinvloeden, immuniteit en kruisimmuniteit van coronavirus OC43 en HKU1. In het slechtste geval en zelfs als het virus uitgeroeid lijkt, zijn opstoten mogelijk tot 2025. De auteurs vragen dan ook om de situatie ten minste tot 2024 zorgvuldig te bewaken (3).

Daarnaast analyseerde een Chinese studie in 17 steden met elk minstens 50 gevallen de gegevens over virusoverdracht. Het risico op overdracht bleek groter naarmate de temperatuur lager lag, de dagelijkse temperatuurschommelingen beperkter waren en de luchtvochtigheid laag was (Figuur 1) (4).

 

Figuur 1: Relatief risico op virusoverdracht volgens de weersomstandigheden.

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.