‘Begripsverwarring vermijden rond levenseinde’ (Prof. Joris Vandenberghe)

Professor Joris Vandenberghe van de vereniging Liaisonpsychiatrie en lid van het Belgisch Raadgevend Comité Bio-ethiek (BRCB), stipt de begripsverwarring aan die heerst omtrent de termen euthanasie, suïcide, zelfdoding. Verder verschilt de invloed van psychische aandoeningen fors met die van fysieke aandoeningen in deze context.

“We moeten op internationaal vlak nadenken om deze begrippen te herdefiniëren”, vindt hij. Waarbij hij opmerkt dat er een tendens is om te werken met de omschrijving: “Medical Assistance In Dying”.

Wat opviel op basis van cijfers tot 2013 over psychische aandoeningen en hun invloed op de euthanasievraag, signaleerde hij op het congres in Duffel, was de ‘sterke stijging op relatief korte tijd’ tussen 2007-2013.

Dat leidde de voorbije twee tot drie jaar tot opvallend meer adviezen, visieteksten, richtlijnen. Adviezen van de Orde der Artsen, de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie, het BRCB, Zorgnet-Icuro en de Broeders van Liefde.

Zeer recent (cijfers 2017) blijkt nu wel dat de stijgende trend van mensen met dementie en psychische aandoening gelukkig min of meer constant blijft. De vraag binnen de psychiatrie rijst ook wel eens of we deze doelpopulatie niet anders moeten aanpakken en hen een apart statuut moeten geven, maar daar is Van den Berghe niet zo voor gewonnen: het zou hen stigmatiseren, meent hij.

Wel kan hij zich vinden in de kritiek op de huidige adviesteksten die niet zelden blijk geven van ‘kunst- en vliegwerk’ en die Ivo Uyttendaele in zijn boek ‘De Wetstrijd’ op de korrel neemt. Om er enkele aan te stippen:

  • men beklemtoont dat de adviezen van twee adviserende artsen zoals voorzien in de wet, onafhankelijk van elkaar tot stand moeten komen, maar men vergeet daarbij dat deze artsen al vooraf betrokken zijn bij een langdurig overleg, wat eerder een vertrouwensband creëert met de patiënt.
  • Ook is er eenerzijds de autonomie van de patiënt maar pleit men anderzijds voor de rol van de familie die bij het levenseindeproces nauwer betrokkenmoet worden.
  • Niet altijd zijn de posities van de betrokken artsen duidelijk: wie moet zich vereenzelvigen met welke rol?

Dat het adviezen regende, ligt volgens Vandenberghe aan het feit dat de wet geschreven is op maat van de terminale patiënt en de behandelend arts als uitvoerende arts. Maar wat als die behandelend arts hier niet aan wil meewerken? “De wet is ingebed in een model met een medische grondslag bij een medisch uitzichtloze toestand. Terwijl psychotherapie een heel speciale plaats heeft: vanuit een mentale toestand iets proberen te veranderen aan het brein, een heel andere insteek dan de rest van de geneeskunde.”

Psychotherapie onderga je niet, je moet je ervoor engageren, luidde het nog. “En het verloop is onvoorspelbaar, moeilijk in te passen in evidence based behandelingen. Met daarbovenop een risico op therapeutische hardnekkigheid.”

We raken in paradoxen verstrikt, besluit Van den Berghe. “Zo is bijvoorbeeld de evaluatie van het euthanasieverzoek al een interventie, net zoals de familie hierbij betrekken. En die interventies zelf kunnen de doodswens, het lijden, maar ook het verloop van de psychiatrische aandoneing beïnvloeden. Dat is het verschil met een fysieke aandoening als kanker, een aandoening die zich niets aantrekt van dergelijke interventies en voortwoekert. Bij psychische aandoeningen heb je die beïnvloeding wél.

Naar een uiteenzetting in Duffel van de kring Dodoens op 29/10. Meer info ook in onze digitale editie.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.