Huisarts aan het woord: waartoe toeval kan leiden (Maud Lejeune)

Naar aanleiding van een opmerkelijk heldere en didactische presentatie tijdens het jaarlijkse symposium van de Société francophone de la Médecine et des Sciences du Sport (SFMSS) over ‘tennis leg’ kregen we de unieke gelegenheid om dokter Maud Lejeune te ontmoeten. In het comfort van haar praktijk in het centrum voor sportgeneeskunde in Nijvel verklapt ze dat het een lange zoektocht was voordat ze haar balans in haar huidige activiteit vond. Wat volgt, is een samenvatting van een reis vol twijfels waaruit blijkt dat huisartsengeneeskunde tot alles leidt, als je maar naar je eigen behoeften luistert.

Als tweede van drie kinderen bracht Maud Lejeune haar hele jeugd en adolescentie door in Louvain-la-Neuve, waar ze al van jonge leeftijd nadacht over haar beroepskeuze. “Geneeskunde was eigenlijk de gemakkelijke keuze,” geeft ze toe, “omdat ik een goede leerlinge was. Ik zei toen ook tegen mezelf dat als ik het eerste jaar niet zou slagen, ik een andere richting zou inslaan.” Zelfs toen haar keuze was gemaakt, bleven de twijfels in de loop der jaren aanhouden. Even overwoog ze zelfs om haar studies geneeskunde na het vijfde jaar vaarwel te zeggen. Een ziekenhuisstage op de afdeling cardiologie – nochtans een van haar lievelingsvakken – had haar liefde volledig bekoeld, waardoor ze alles begon in vraag te stellen. Met nog maar twee jaar voor de boeg besloot ze om haar studies voort te zetten. En ondanks het feit dat haar huisartsenstage haar niet echt kon overtuigen, koos ze toch voor huisartsen­geneeskunde. Het spreekt voor zich dat haar mening sindsdien sterk is veranderd! Even overwoog ze nog de mogelijkheid van orthopedie (hoewel ze zichzelf niet als chirurge zag) of fysische geneeskunde (hoewel het idee om voortdurend in contact komen met patiënten met chronische pijn haar niet echt kon bekoren), en zelfs anesthesie (als migrainepatiënt kon ze zich echter niet voorstellen dat ze een operatie zou moeten afbreken door een migraineaanval). Omdat ze zichzelf echter niet als superspecialist beschouwde en zich niet tot één orgaan wou beperken, lag de keuze voor huisartsengeneeskunde voor de hand. Bovendien bood de huisartsenpraktijk haar de mogelijkheid om een opleiding in de sportgeneeskunde te volgen. Als sportvrouw die vaak met blessures heeft te kampen, sprak deze richting haar altijd al aan.

Een evolutie naar sportgeneeskunde
Nadat ze twee jaar als assistent bij dokter Philippe Chaidron in Sombreffe – eveneens een sportarts – had gewerkt, stond haar besluit vast. Ondanks een zeer aantrekkelijk voorstel voor een huisartsenassociatie – een voorstel dat ze in eerste instantie had aanvaard – ging ze toch liever haar eigen weg. Een huisartsenpraktijk paste namelijk niet helemaal bij haar persoonlijkheid en vooral de zorg voor chronische patiënten en ouderen in verzorgingstehuizen viel haar soms zwaar.

“Toen ik mijn assistentschap beëindigde, had ik nog steeds geen idee wat ik wilde doen. Ik heb me dan laten meeslepen door een aantal mogelijkheden.” Een van deze mogelijkheden die haar werd aangeboden nadat ze ‘wat stoom had afgeblazen’ en 2-3 maanden had gereisd, was een sportmedisch consult in een fysiotherapeutisch centrum in Ottignies. “Maar omdat het diploma sportgeneeskunde dat ik twee jaar eerder had behaald, vooral op de theorie was toegespitst, wilde ik graag mijn praktische vaardigheden aanscherpen. Daarom ging ik gedurende een jaar aan de slag op de afdeling spoedeisende hulp waar ik de orthopedische consulten deed. Zo kon ik me veel beter inwerken in de spoedtraumatologie.”

Dit is echter niet de enige pluim op haar hoed. Ze behaalde ook een diploma in de osteopathie nadat ze van 2016 tot 2019 alle cursussen had gevolgd, “niet om daadwerkelijk de osteopathie uit te oefenen, maar omdat het mijn kennis van anatomie uitbreidde en mijn diagnostische vaardigheden aanscherpte, zonder dat ik onnodige verdere onderzoeken moest uitvoeren.”

Huisartsengeneeskunde was nooit heel veraf
De twijfel en angst dat ze belangrijke dingen had gemist, bleven echter sluimeren. Na verloop van tijd vond ze dan ook haar weg terug naar de huisartsengeneeskunde. Een weg die ook leidde naar de verzoening met wat ze als een volwaardig specialisme beschouwt. Waar ze aanvankelijk voor 12 uur per week in een medisch centrum in Louvain-la-Neuve was aangenomen, werkte ze al snel 30 uur per week ter vervanging van een arts met een burn-out. “Mijn weken waren in mijn ogen goed gevuld met twee en een halve dag huisartsengeneeskunde, een dag spoedeisende geneeskunde en een dag sportgeneeskunde”, geeft ze toe. Ze voegt eraan toe dat ze “oprecht van deze job hield, omdat er geen of bijna geen huisbezoeken waren en het patiëntenbestand vrij gevarieerd was en omdat de oriëntatie naar ‘sport’ reeds in mijn consulten aanwezig was.”

Omdat haar activiteiten binnen de sportgeneeskunde steeds meer tijd en energie vergden en het moeilijker werd om beide ‘stromingen’ te combineren, zette ze deze activiteit stop. “Alles bij elkaar genomen, is huisartsengeneeskunde voor mij een grote troef geweest bij het beoefenen van sportgeneeskunde. Ook als club- of federatiearts moet je namelijk alle aspecten van de gezondheid kunnen beheren. Inclusief preventie!”

Contact met topsport
Niet veel later kreeg ze, op verzoek van dokter Maurice Joris, de arts van het Belgische Davis Cup-team en van David Goffin, met wie ze al twee of drie keer had samengewerkt, de kans om voor de AFT (Association Francophone de Tennis) te gaan werken. Ongeveer twee jaar lang was ze – tijdens 3 of 4 sessies per jaar – verantwoordelijk voor de gezondheidscontroles bij de jonge talenten van de AFT en assisteerde ze dokter Joris bij zijn consulten. Tegenwoordig is ze een of twee keer per maand gedurende 3-4 uur te vinden in het hoofdkwartier van de AFT waar ze de atleten van naderbij opvolgt. Deze job brengt haar bovendien in contact met sportfysiotherapeuten, physical trainers en sportcoaches, met wie ze uitgebreid kennis kan uitwisselen. Bovendien kreeg ze in 2018 en 2019 de unieke gelegenheid om als dokter voor de Fed Cup en de Davis Cup te fungeren – een ervaring die ze heel interessant vond “ook al is topsport een klasse apart”. “Het is dan ook een meedogenloze wereld waarin hypocrisie vaak meer regel is dan uitzondering. En ook al paste het niet echt bij mijn temperament, het was toch een verrijkende ervaring waar ik helemaal geen spijt van heb en die me de mogelijkheid bood om een stukje van de wereld te zien. Dit topniveau aanleren, heeft me ook veel geholpen om mijn praktijk van sportgeneeskunde uit te bouwen. Maar over het algemeen vereist topsport een hoge mate van betrokkenheid en wordt er voortdurend iets van je gevraagd. Het is dus geen gemakkelijk leventje, ook al doet het soms dromen. Bovendien staat er in de topsport veel geld op het spel en is de druk nog groter. Met als gevolg dat we niet echt aan geneeskunde doen, althans niet de geneeskunde waar ik van hou, waar we niet alles op bijkomende onderzoeken baseren en waar het klinische aspect echt van belang is.”

Jonge sporters opvolgen, zoals bij de AFT, is anders, “en het is een job die ik ten zeerste waardeer, vooral omdat het om preventie gaat, waar ik me wel in kan vinden. Bovendien volgen we de kinderen meerdere jaren op. We zien ze groeien, ontwikkelen en vooruitgang boeken. De enige echte moeilijkheid bij de zorg voor kinderen is dat we soms de ouders en de druk die ze op hen leggen, moeten intomen.”

Een terugkeer naar de sportgeneeskunde voor Jan en alleman
Naarmate haar praktijk groeide, met name dankzij de deuren die haar hockeypraktijk in Nijvel opende, verdeelt ze momenteel haar dagen als sportarts tussen Nijvel, Genval en Braine-l’Alleud. Ondertussen werkt ze ook nog als consulente bij de AFT in Bergen en besteedt ze de rest van haar tijd aan haar sportieve hobby’s: tennis, krachttraining, hockey (waarmee ze echter een jaar geleden is gestopt), yoga enz. Naast tennis geeft ze toe dat ze bekwamer is in hockey, een sport die ze vroeger regelmatig beoefende. Ze neemt ook graag de tijd voor haar patiënten en haar consulten duren zelden minder dan 30 minuten.

Bestuurslid bij de SFMSS
Via een LOK-groep van sportartsen trad ze in 2020 toe tot het bestuur van de SFMSS, waar ze momenteel de rol van penningmeester vervult.

SFMSS?
Als erfgenaam van de Belgische Wetenschappelijke Vereniging voor Sportgeneeskunde en Sportwetenschappen, die zich baseerde op onderzoekswerk dat voornamelijk aan universiteiten werd verricht, richt de nieuwe Société francophone de la Médecine et des Sciences du Sport zich meer op de medische kant en de praktijk van de sportgeneeskunde.

Samen met de Vlaamse Vereniging voor Sportgeneeskunde maakt ze integraal deel uit van de Belgian Federation of Sports Medecine, alsook van de European Federation of Sports Medecine.

In dit opzicht stelt de organisatie zich twee hoofddoelstellingen:

• Eerst en vooral de praktijk en de kennis van sportartsen uitbouwen door wetenschappelijke dagen en in de toekomst seminars en bijscholingen te organiseren.

• In tweede instantie, via de vertegenwoordiging in de Hoge Sportraad en de verschillende commissies ter bevordering van de sport, de strijd voor de erkenning van de sportgeneeskunde voortzetten. Het dossier dat samen met de Nederlandstalige collega’s werd ingediend, ligt nog steeds op tafel bij een ministeriële commissie, op wiens voorstellen er nog altijd wordt gewacht.

https://sfmss.be/fr/SFMSS

De werkelijke rol van sportgeneeskunde definiëren
“Het is jammer dat sportgeneeskunde geen volwaardig specialisme is,” besluit ze, “zoals in tal van andere landen. Lichaamsbeweging en sport zijn nu eenmaal van essentieel belang voor het behoud van een goede gezondheid. Het heeft bovendien een onmiskenbare preventieve waarde. Naast deze specialisatie – die naar mijn mening meer dan wenselijk is – stellen we vast dat de opleiding van artsen in het algemeen en van huisartsen in het bijzonder op het gebied van de sportgeneeskunde in het universitaire curriculum vrijwel onbestaande is, wat moeilijk te begrijpen is. Nog te vaak zie ik patiënten die een sport niet mogen beoefenen omdat de arts op dit gebied niet over de vereiste kennis beschikt, vooral op de spoedeisende hulp. Meer dan anekdotisch is het dat wanneer een arts een patiënt naar ons verwijst, dit meestal is omdat hij of zij een sporter is… In deze context zou de erkenning van de sportgeneeskunde als specialisme haar niet alleen een zekere legitimiteit verschaffen, maar zouden de orthopedie en de reumatologie ook hun specifieke karakter behouden. In een notendop, sportgeneeskunde is de geneeskunde van de beweging, in al haar componenten, inclusief voeding en levensstijl.”

De Fiche

• Geboren in Ottignies in 1985

• Tweede van drie kinderen

• Getuigschrift van lager onderwijs aan het Collège du Biéreau in Louvain-la-Neuve in 1997

• Diploma humane wetenschappen aan het Collège Martin V in Louvain-la-Neuve in 2003

• Diploma geneeskunde aan de UCL in 2010

• Certificaat sportgeneeskunde van de UCL in 2011, aangevuld met een opleiding in Parijs in 2014 (universitair diploma sportgeneeskunde en gelijkwaardig)

• Huisartsassistent van 2010 tot 2012

• Traumaconsulten op spoedeisende hulp in 2013

• Opleiding osteopathie van 2016 tot 2019

• Praktijk sportgeneeskunde sinds 2016 in Nijvel, Braine-l’Alleud

• Huisartsengeneeskunde in een medisch centrum in Louvain-la-Neuve van 2014 tot 2017

• Consulente bij de AFT sinds 2018

• Arts voor de Fed Cup en Davis Cup in 2018 en 2019

• Bestuurslid bij de SFMSS (Société francophone de la Médecine et des Sciences du Sport) sinds 2020

• Hobby’s: tennis, krachttraining, hockey, yoga, wandelen, skiën…

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.