Geheim tuchtbeslissing soms ondergeschikt als arts zichzelf verdedigt

Stukken uit het tuchtdossier moeten niet altijd geheim blijven als het gaat om een arts tegen wie een tuchtvordering is ingesteld en die bijvoorbeeld wil aantonen dat hij geen tuchtantecedenten heeft. De betrokken arts moet echter rekening houden met de geheimhouding waartoe hijzelf verplicht is, zegt de Orde.

Artikel 30 van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 over de Orde der artsen dat geheimhouding oplegt aan de leden van de organen van de Orde geldt niet voor een arts tegen wie een tuchtvordering loopt.

De betrokken arts moet echter rekening houden met de geheimhouding waartoe hijzelf verplicht is krachtens artikel 458 van het Strafwetboek en artikel 25 van de Code van medische deontologie 2018, wanneer de dossierstukken gegevens bevatten die onder het beroepsgeheim vallen.

Niet absoluut

Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt dat "het beroepsgeheim niet absoluut is maar kan worden verbroken, met name wanneer de door het beroepsgeheim gebonden persoon zich in rechte moet verdedigen; in dat geval moet de regel van het beroepsgeheim wijken, maar enkel wanneer een hogere waarde daarmee in conflict komt, zodat van die regel enkel wordt afgeweken voor zover dat voor de verdediging van de respectieve rechten van de partijen in de zaak noodzakelijk is » (arrest nr. N-20170118-3 (P.16.0626.F) dd. 18 januari 2017). De maatregel die noodzakelijk is voor de verdediging van de respectieve rechten van de partijen in de zaak impliceert dat het Hof de rechten van verdediging van zowel de eiser als de verweerder voor ogen houdt.

Noodzakelijkheids- en proportionaliteitsbeginselen zijn fundamenteel.

De arts moet er eveneens rekening mee houden dat de verwerking van alle persoonsgegevens, of alle info over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, onder de privacywet valt. Deze bescherming is niet beperkt tot de bescherming van de gezondheidsgegevens van een persoon, waarvoor een verhoogde bescherming geldt.

De beginselen inzake gegevensbescherming, waaronder de beginselen van rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding en minimale gegevensverwerking, moet de arts correct begrijpen en toepassen, ongeacht of de gegevens slaan op de klager of op derden.

De arts die het tuchtdossier of de tuchtbeslissing gebruikt buiten de tuchtprocedure is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid. Hij gaat voorzichtig en weloverwogen te werk nadat hij zich heeft vergewist van de rechtmatigheid van het door hem beoogde gebruik van (niet-geanonimiseerde) documenten die de identiteit van derden onthullen. Of ze al al dan niet onder het beroepsgeheim vallen, doet er niet toe. Hij gebruikt enkel persoonsgegevens die adequaat, relevant en beperkt zijn tot wat nodig is voor het rechtmatige doel dat hij nastreeft.

Om zijn professionele betrouwbaarheid te bewijzen - dus om aan te tonen dat hij geen tuchtantecedenten heeft - kan de arts de provinciale raad op wiens lijst hij ingeschreven is steeds verzoeken hem een attest van goed gedrag te bezorgen.

Dit advies vervangt het advies a097006 van 25 mei 2002.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.